Al een paar weken lang voorzien
bouwvakkers ons pand van steeds meer glanzende kozijnen. Daar ben ik ze dankbaar voor.
Ontzettend dankbaar. Zo dankbaar, ik zou ze er hypothetisch gesteld om kunnen zoenen. Zoenen en meer, want mijn dankbaarheid grenst aan het
onwaarschijnlijke. Een kind offeren ten gunste van de bouwvakkers? Een
peulenschil. Mijn grapefruit afstaan aan een hongerige werkman? Zelfs dat
behoort tot de mogelijkheden, wel, denk ik.
Er is er alleen één bij die ik minder dankbaar ben. Zijn naam heb ik nog niet achterhaald, maar zijn
bijnaam kan ik raden. Het zal iets zijn van Boer of Burp, Luchtmaag of Rennie,
Aso, Oprisping, Ventilator.
Al een paar dezelfde weken is mijn wekker een
ratelende boer van buiten, een echo van gal mijn ochtendmuziek. De akoestiek van
de binnenplaats maakt dat deze boer, die misschien in de kern nog een vleug van
beschaafdheid in zich had (tikkeltje binnensmonds), uitgroeit tot een monster
dat zijn weerga niet kent. Ik geef toe, vooral als je over een fobie beschikt
waar het terugkerende maaginhoud betreft.
Enkele malen heb ik op het punt
gestaan deze heer middels vocale verwensingen op zijn vingers te tikken, maar
mijn raam is volgende week pas aan de beurt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten