vrijdag 2 augustus 2013

Cornelis troost

‘Ik wil dat jij even je tong uitsteekt naar’, ze buigt zich om de rij, wijst een grauwe man met een grijs baardje aan, ‘die meneer daar!’
Het meisje wroet haar tong door het gat waar eerst haar voortanden zaten. Ze is aan het wisselen. De man stopt even met het inruimen van zijn blauwe boodschappentas.
‘Hé, wat leuk!’ Een, als ik eerlijk ben, vermoeide blik van herkenning.‘Hoe is het?’
‘Ja, eh, vreemd. Maar op zich wel goed, hoor!’ Ze moet een beetje schreeuwen, want er staan twee mensen tussen hen in.
Vreemd? Wat een vreemd antwoord. Als ik me omdraai, zie ik een tenger vrouwtje met parelende ogen. Overal heeft ze sproetjes die goed te zien zijn door het zomerjurkje dat ze draagt.
‘Haar, eh,’ ze wijst naar het zevenjarige kind dat de afscheiding tussen de kassa’s gebruikt als klimrek. ‘Haar vader en ik zijn net uit elkaar. Pas. Dus ik ben nu officieel dakloos! Maar het gaat wel goed, hoor. Ik overleef het wel weer. Zoiets.’
Hij kijkt haar aan. Zijn vermoeide blik is er nu één van machteloosheid. ‘Ik wacht hier wel even.’ Met zijn volle plastic tas blijft hij aan het uiteinde van de lopende band staan. De caissière vraagt of ik een bon wil.

Door een zijstraat loop ik, in de schaduw, naar wat ik mijn thuis noem. Ik passeer een leegstaand huis waar de zon naar binnen valt, stof dat een filter wordt, gekleurde ramen, afbladderende gele verf.
Het zou perfect zijn voor de dakloze vrouw met het voortandloze kind. Een kleed van de kringloop, een paar stoelen, een tweepersoonsmatras, het witte kabinet dat even verderop verloren staat omdat het te groot was voor het grofvuil. Of te mooi, vond een vuilnisman met esthetische principes.
Ik ben benieuwd waar de vrouw met wie het vreemd gaat vanavond slaapt. Bij familie. Misschien bij de man met de volle boodschappentas. Of onder een brug, zo koud is het niet.
Omdat het vandaag voor tranen te warm is, slaapt het dochtertje bij haar vader. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten