En duwde hem van het bed. Bijna, ze hield hem vast toen ze hem van het randje voelde glijden. Loslaten, is ze slecht in.
Het was nooit haar verantwoordelijkheid, dat had ze gewild. Dacht dat ze hem gelukkig kon maken, dat hij met en door haar liefde onschendbaar werd. Haar aandacht als een Marvel-aura om hem heen, alle miserie afketsend, immuun voor ongeluk.
Maar er kwamen barsten in de ingebeelde beschermlaag, ze wist niet of het nog zin had om zichzelf op te offeren. Een Jezus-complex, maar dan anders. (Hoezo anders? Gewoon, individualistischer, tijdgeestgedoe.)
Toen ze zag hoe het harnas steeds verder verpauperde, het ging van loslatende schilfers naar vallende brokken, kwam er een gevoel van falen vrij. Waarom zou ze aftakelen voor en door een ander die er niet eens beter van wordt?
Het was niet haar verantwoordelijkheid, de hele tijd al niet, het was niet haar verhaal.
Ze durft niet eens te denken aan hoe haar zogenaamde opoffering hem misschien zelfs heeft verzwakt. Heeft ze krassen gemaakt op zijn reeds verworven laag door dat gesjor met een of ander zelfgeconstrueerd jasje, waaraan vlijmscherpe punten.
Nu doet ze het weer, ze dicht zichzelf invloed toe. Heeft ze niet, dat weten De Meesten al lang. Alleen kom je op aarde, stof, wederkeren, wederkerig, wederkerigheid. Wederkerend.
(Ze bleef geloven in de invloed, het gaat niet kapot, hoe sterk haar kritische stem ook klonk; de hoopvolle is geniepiger, verstopt zich tussen moedervlekken en in haarvaatjes, onder de huid.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten