woensdag 31 augustus 2016

// Dingen.

"Dingen."

Een vriend van mij zegt– nee wacht, zéi dit vaak, totdat ik hem te vaak had nagebauwd. Hij zei het dan ook niet in een zin, zo van: er liggen dingen op mijn bureau, maar als stoplap, na een verhaal. Een soort afsluiter, zoals ook wel eens 'ach ja...' wordt gebruikt, waarna het onderwerp een stille dood sterft.

Omdat ik er heilig van overtuigd ben dat ik gevoelig ben voor hormonen, wijt ik de sipheid van de afgelopen dagen aan het vooruitzicht van wederom een feestelijke viering van de vrouwelijke vruchtbaarheid. En in die week daaraan voorafgaand, zoals wel vaker bij feestvoorbereidingen, gaan er vanwege een onrustig gevoel zwarte gedachten door mij heen.

Zo dacht ik de afgelopen dagen vaak: 'Mijn leven is een decor, maar er wordt niet in gespeeld.'

Tja... In principe is het thematisch wel geoorloofd: theater, grote emoties en het uitspreken ervan.

Gelukkig las ik de kolom van Maxim Februari en hielp hij mij – want ik wilde op dat moment nu juist wel lichtheid, in tegenstelling tot wat in zijn column wordt gezegd. Hij gaf mij de perfecte relativering, namelijk dat je ook gezien kan worden door de natuur, door een boom of eekhoorn bijvoorbeeld. Omdat ik me vooral beweeg in een stedelijke omgeving, maak ik hier graag van dat je ook gezien kan worden door een huis. (Hoezo zouden er anders blinde muren bestaan) Of door een ander ding.

Ik las laatst ergens(?! lekker kritisch) dat onze verhouding tot dieren scheef is, we plaatsen ons vaak boven de dieren, terwijl ze ons veel zouden kunnen vertellen (net zoals dingen, denk ik). Wat precies, dat weet ik nog niet, maar volgens mij stond er in dat stuk dat koeien weten wanneer er regen komt, dat soort werk. Ik kan me voorstellen dat sommige beesten ook beter zijn in ruiken of je eten nog goed is, alhoewel je dan wel moet uitkijken dat de hond in kwestie niet meteen de hele kliek achteroverkapt.

Dingen dus ook, dingen dóen en dingen reageren. Een van de beste docenten op de Rietveld sprak over een dialoog met materiaal en ik heb dankbaar van zijn kritische noot bij mijn scriptie gebruik gemaakt, door een subhoofdstuk te wijden aan de dialoog met klei. Want klei doet niet wat je wil, nooit, misschien pas na jaren, maar net zoals je in een gesprek met mensen nooit weet wat de gesprekspartner zal gaan zeggen of doen, is klei onvoorspelbaar (behalve misschien als je tachtig jaar getrouwd bent respectievelijk gekleid hebt). Gewillige klei ben ik nog niet tegengekomen. Misschien dat ik zelfs wel meer gewillige mensen ben tegengekomen dan klei.

Eveneens op de academie was er ooit een man die vertelde dat hij één werd met zijn fiets, dat het voelde als een samenwerking als hij een flink stuk ging fietsen en het liep lekker. Het was in een socratisch gesprek, dus hij kreeg de tijd, maar niemand die het deerde. Volgens mij dwaalde de hele groep op dat moment af naar een lang fietspad door een eindeloos weiland in Noord-Holland.

Natuurlijk ging het soms ook niet goed, dan had zijn rijtuig een stuurse bui (of hijzelf), maar juist daarmee benadrukte hij dat een ding dóet. Het is niet enkel een apparaat dat we kunnen uitbuiten, maar we moeten het verzorgen en aanvoelen.

Als je het zo ziet, zijn we allemaal dingen.

Zo bezien leeft zelfs mijn decor, of kan ik niet eens meer spreken van een decor; enkel nog van een voorstelling, of laat ik arty doen en er een Gesamtkunstwerk van maken, waarin iedereen– nee! alles, natuurlijk, elk ding namelijk, tegelijk toeschouwer en speler is, figurant en protagonist!

Ach ja...

Dingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten